- Smaak
- Xandra de Jongh
- 2011
-
Kunstenaar Paul Vendel maakte voor de enorme vide in het nieuwe kantoorgebouw van de Belasting in Doeitinchem een vier meter hoge sculptuur. Drie meter zwevend boven de grond doet het silhouet van het transparante, flesgroene beeld denken aan de langgerekte wervelkolom van een onbekend wezen. Of een enorme liaan van geregen insectenvleugels. In het stationsgebied van Doetichem staat het gloednieuwe kantoorgebouw van de Belastingdienst. Het kantoor is een samenvoeging van een aantal kleinere, regionale vestigingen. Het gebouw is voorzien van flexibele, niet persoonsgebonden werkplekken. De wit gepleisterde vide in het entreegebied vormt het verkeersknooppunt van het gebouw, wie in het gebouw ergens moet zijn komt hier langs. De liften bevinden zich ook hier en werkplekken kijken erop uit. In die zin vormt het een optimale locatie voor een kunstwerk: aan publiek geen tekort en het werk is bovendien vanuit verschillende gezichtspunten te zien. Voor de vijftien meter hoge vide maakte de Amsterdamse kunstenaar Paul Vendel een sculptuur van vier meter lang die drie meter boven de grond hangt. Op het eerste gezicht doet de vorm denken aan een langgerekte wervelkolom. Vanuit een ander gezichtspunt roept het de associatie van een in de lucht zwevend varenblad op. Dichterbij zie je hoe het werk letterlijk in elkaar steekt. Geregen aan een ‘ruggengraat’ van aluminium schijfjes bevinden zich 21 groenkleurige plakken van een doorzichtig materiaal. De transparantie van het materiaal wordt versterkt door de lichtinval vanuit de enorme glaspui in de ruimte.

-
De plakken aan de uiteinden van de sculptuur hebben de grootte van een schaakbord, de grootste in het midden heeft de omvang van een tafelblad. In de plakken, die bijna twee centimeter dik zijn, is een vijfhoekig patroon van zinkstrips gelast. Het levert de aanblik op van aan een zilveren draad geregen insectenvleugels. Groeipatronen Die visuele connectie met patronen uit de natuur komt niet uit de lucht vallen. Paul Vendel (1964) maakt in zijn werk vaker gebruik van (verborgen) structuren uit de natuur en de chemie. Niet zelden met opmerkelijke materialen en vaak in de openbare ruimte. Zoals de zeven ‘cocons’, gemaakt van 12.500 roestvrijstalen lepels, die als het ware als gesmolten bijenkorven om de takken van bomen werden gedrapeerd. Het werk ‘Cordon sanitaire’, geplaatst in een vijver in de tuin van een verzorgingstehuis, is een enorme verzinkte stalen bol met stekels. Over de stekels zijn 194 wastafels door het afvoergat gestoven. Het is alsof je kijkt naar een reuze zee-egel die oprijst uit een bakje water. En ook ‘Zwerm’ is zo’n werk van Vendel waarin groeipatronen uit de natuur een hoofdrol lijken te spelen. Een imposante constructie, letterlijk een ‘zwerm’ van roestvrij stalen sprieten die, geplaatst op de hoek van een Amsterdamse weg, als een dicht opeen gepakt scherm van vogels uitwaaiert in een vlucht naar boven. Anderen zien wellicht het moleculaire patroon van een plots oprukkende windhoos. Dat de sculptuur voor de Belastingdienst de vorm van een wervelkolom heeft is eigenlijk onbedoeld. Ook groeipatronen van steden hebben namelijk de fascinatie van Vendel. Inhoudelijk diende voor dit werk de stadsplattegrond van het oude centrum van Doetinchem ter inspiratie, evenals de plattegrond van het nieuwe onderkomen van de Belastingdienst. Het gegeven dat het gebouw geen hiërarchische indeling van kantoren kent maar flexplekken, wordt min of meer vertaald door de transparante plakken van de sculptuur. Maar Vendel werd evengoed geïnspireerd door plakjes komkommer, plakjes steen, glas-in-lood ramen en libellenvleugels. Een ratjetoe van groeivormen en structuren kortom, die bij Vendel altijd als eerste het licht zien in een computeranimatie. Deze animaties worden uitgevoerd door zijn partner Sandra de Wolf waarmee de kunstenaar voor elk van zijn werken vanaf het concept samenwerkt. Revolutionair Voor de sculptuur in Doetinchem maakte Vendel gebruik van een voor de kunst revolutionair materiaal. De doorzichtige plakken zijn gemaakt van Pur (niet te verwarren met het bekende Purschuim), een nieuw materiaal dat tot nu toe voor industriële toepassingen werd gebruikt. Het materiaal kent een aantal grote voordelen ten opzichte van het in de kunst veel gebruikte polyester en epoxyhars. In het werkproces komen geen giftige oplosmiddelen vrij, het materiaal is UV bestendig en wordt op lange termijn niet bros.

- Een ideaal materiaal dus voor kunsttoepassingen. Zelf werkte Vendel in het verleden ook met polyester. Zoals de sculptuur ‘Koos’, een naakte man van transparant polyester met ingegoten vlinders. Overigens een werk met een roerige geschiedenis. De sculptuur was bedoeld als onderdeel van een groep van zeven beelden op het terrein van een zorginstelling in het Utrechtse Maartensdijk. Het werk werd echter door de SGP gedomineerde gemeenteraad afgekeurd wegens aanstootgevende naaktheid. Kinderen zouden er “trekkende gedachten” van krijgen. Met deze opmerkelijk ongelukkig gekozen formulering bedoelde de SGP te vrezen dat kinderen door het beeld naar het wereldse leven zouden worden getrokken. Uiteindelijk stond ‘Koos’ dertien jaar in het atelier van Vendel voordat het begin 2010 een plaats op het dak kreeg van een ouderencomplex in Diemen. De nieuwe locatie bleek een stuk wereldser dan Maartensdijk. Een vrouwelijke bewoner merkte tijdens de onthulling op dat Koos maar een kleintje had. De vier meter lange sculptuur in Doetinchem zal weinig aanstoot geven maar is wel op een andere manier opzienbarend. Voor het werk in Doetinchem ontwikkelde Vendel samen met een chemicus een speciale variant van het Pur geschikt voor kunsttoepassingen. Het materiaal – van origine bruin - is doorzichtig en brandbestendig – het laatste een belangrijke eis van de opdrachtgever - gemaakt. Vendel is erg enthousiast over de bruikbaarheid van het nieuwe materiaal. Vooral het feit dat je niet langer in aanraking komt met giftige oplosmiddelen die vrijkomen vindt hij een groot pluspunt. Inmiddels wijst hij ook collega-kunstenaars die met polyester en epoxyhars werken op het bestaan van het nieuwe alternatief.
Xandra de Jongh 2011